• Benoem eenvoudig je eigen ster
  • Snelle verzending vanuit Nederland
  • Bekijk je ster met onze unieke apps

12 prachtige kerstverhalen voor kinderen om voor te lezen

kerstverhalen-kinderen-voorlezen

Voorlezen van verhalen vinden kinderen vaak één van de leukste dingen! Het geeft een kind een moment van rust op een dag en ze vinden het meestal heerlijk om bij een verhaaltje weg te dromen. Even geen prikkels van televisie, tablets of telefoons. Ze kunnen nu hun eigen fantasie gebruiken.

Kerstmis is een perfecte tijd in het jaar om verhaaltjes voor te lezen. Het wordt eerder donker buiten en het is gezellig om binnen te zitten met het koude winterweer. Ga tijdens het voorlezen van de kerstverhalen lekker bij de kerstboom zitten. Pak warme chocolademelk met kerstkransjes om met zijn allen helemaal in de kerststemming te komen.

Onderstaand vind je 12 mooie kerstverhaaltjes die je als ouders, opa of oma of zelfs oppas kunt voorlezen aan kinderen tussen de 4 en 10 jaar. Voor leerkrachten zijn deze kerstverhalen ook heel geschikt om voor te lezen in de klas. Er gaat natuurlijk niets boven het voorlezen van een kerstverhaal tijdens het kerstontbijt.  Extra handig is dat bij ieder verhaal een voorleestijd is opgenomen. Zo kun je van te voren inschatten hoe lang het duurt om het kerstverhaaltje voor te lezen. Veel voorleesplezier!

Het kerstverhaal – Geboorte van Jezus

Voorleestijd: ca. 6 minuten

Leeftijd: vanaf 8 jaar

In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.” Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.”

Maria vroeg aan de engel: “Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.” De engel antwoordde: “De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.” Maria zei: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.” Daarna liet de engel haar weer alleen.

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.

Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: “Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.” En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.”

Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: “Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.” Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.

De Kleine Trommeljongen

Voorleestijd: ca. 7 minuten

Leeftijd: vanaf 6 jaar

Heel lang geleden, vlak bij de stad Bethlehem, leefde eens een kleine jongen wiens familie heel arm was. Zijn kleren waren versleten, soms had hij honger, want er was niet genoeg te eten. Maar de jongen had één ding waardoor hij toch gelukkig kon zijn: hij had een trommel, die trommel was van zijn vader geweest en daarvóór van zijn opa. Jaren geleden, toen zijn opa nog jong was, had die de trommel gekregen van rondtrekkende muzikanten. Toen de kleine jongen oud genoeg was leerde zijn vader hem param pampam pam spelen, op de trommel. Nu was hij van de kleine jongen en die hield heel veel van zijn trommel. Elke dag speelde hij erop en liep door zijn dorp. De andere kinderen volgden hem, terwijl hij speelde, zongen mee en marcheerden in de maat. Soms liepen er zelfs dieren mee in de parade! De kleine jongen speelde zo vaak op de trommel dat hij er heel goed in werd. De mensen in het dorp noemden hem al gauw de kleine trommeljongen.

In dezelfde tijd, in het stadje Nazareth, moesten Jozef en Maria op reis. Maria was in verwachting, maar ze moesten naar Bethlehem voor de volkstelling die keizer Augustus bevolen had. In Bethlehem was het heel druk, zo druk dat ze geen plaats konden vinden om te slapen. Ze werden naar een kleine stal gestuurd door een herbergier. Jozef en Maria waren zo moe en koud dat ze blij waren dat ze in het stro in de stal konden gaan liggen. Die nacht werd Jezus geboren, en Maria legde hem voorzichtig in een kribbe met stro. Buiten op het veld waren de herders. Ze pasten op hun schapen. Het was een heel gewone nacht. Toen opeens … was er een helder licht, alsof het dag werd. En daar stond een engel in het licht. De engel zei: ‘Wees maar niet bang. Ik kom jullie een boodschap brengen van God. Jullie zullen allemaal erg blij zijn. In Bethlehem is een bijzonder Kindje geboren. Een Kind dat alle mensen gelukkig zal maken. Ga Hem zoeken. De herders gingen Hem zoeken en vonden Jezus. Ze vertelden het grote nieuws aan iedereen. Iedereen had het over de kleine Jezus. Ook de trommeljongen hoorde van Jezus. Hij wou ook graag naar het Kindje kijken, maar hij had niks om te geven.

Die nacht zag hij een heldere ster schijnen. Even later kwamen er drie vreemde mannen op kamelen door de straat, ze hadden mooie kleren aan en mooie dingen bij zich, het waren koningen. Zouden zij ook naar Jezus gaan kijken? De kleine trommeljongen besloot hen te volgen. Hij hoorde de drie mannen praten over de ster. Ze waren de ster al van heel ver gevolgd en nu scheen de ster boven een stal. De drie koningen gingen de stal binnen. Toen ze Jezus zagen bogen ze en gaven hun mooie geschenken: mirre, wierook en goud. De kleine trommeljongen stond buiten en zag dat allemaal gebeuren. Wat kan ik doen dacht hij, ik heb niks om te geven, verdrietig draaide hij zich om en liep terug naar huis. Toen zag hij de trommel die aan zijn zij hing. Plotseling wist hij wat hij de kleine Jezus kon geven. Hij zou voor Hem op de trommel spelen. Hij ging terug en toen hij de stal weer zag begon hij zacht te spelen en te zingen…

Ik ga naar Bethlehem
param pampam pam
en sla mijn trom voor Hem,
param pampam pam
Want voor de sterren scheen,
param pampam pam.
is plaats voor iedereen
param pampam pam
ram pam pampam ram pam pampam.
Jezus de koning kwam
param pampam pam
in de stal
param pam pampam param pam pampam

En Maria zei:
param pampam pam
Je slaat je trom zo blij,
param pampam pam
En kijk, mijn Kindje lacht,
param pampam pam
Het heeft op jou gewacht,
param pampam pam
ram pam pampam ram pam pampam.
Sla je trommel maar,
param pam pampam
in de stal
param pam pampam param pam pampam

En hij sloeg de trom
param pampam pam
het werd al stil alom,
param pampam pam
de engelen waren heen,
param pampam pam
ook de herders een voor een
param pampam
ram pam pampam ram pam pampam.
Maar hij sloeg de trom
param pam pampam
in de stal
param pam pampam param pam pampam

kerstverhalen-kinderen-voorlezen

De sprookjestram

Voorleestijd: ca. 10 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Als de andere kinderen vertellen wat hun vaders allemaal kunnen en waar zij werken, zegt Bart: “Mijn vader is tramconducteur. Maar een bijzondere!” En dan lacht hij heel geheimzinnig. Als de andere kinderen verder vragen, zegt Bart niets. Nee, geen woord meer.

In de adventsweken voor Kerstmis rijdt er namelijk een sprookjestram vol met kinderen iedere dag door de stad. De sprookjestram is een rode tram die beschilderd is met afbeeldingen uit sprookjes. En als hij stopt, stappen er twee mooie kleine engeltjes uit die de kinderen helpen instappen en dan mogen ze twintig minuten lang met de sprookjestram door de stad rijden. Je begrijpt dat ieder kind graag mee wil.

Daarom moet je soms lang wachten tot je eindelijk aan de beurt bent. Voorin op de bestuurdersplaats staat de kerstman die de tram veilig door de straten rijdt. Maar de kinderen zitten in de tram. Ze zingen en vinden het heel erg leuk. En ’s nachts dromen ze vaak nog eens van de kerstman met zijn lange witte baard en zijn rode jas met rode capuchon, die de sprookjestram bestuurt.

Barts vader is trambestuurder. Maar met advent verkleedt hij zich als kerstman en rijdt de sprookjestram door de stad. Dat is een geheim wat Bart aan niemand verklappen mag.

Soms rijdt Bart ook mee. Maar niet zo vaak. Zijn vader wil niet dat hij voorgetrokken wordt.

“Het valt op, als aldoor dezelfde jongen meerijdt!” zegt zijn vader. “Dan worden de andere die maar één keer mee mogen, boos!” Bart fluistert zijn moeder iets in haar oor. Ze moeten allebei lachen.

De volgende middag als de kerstman in de tram stapt, komt er een kleine kerstman achter hem aan… Een kleine kerstman met een rode jas en een rode capuchon en een lange witte baard. Een echte kerstman, alleen kleiner dan vader. “Ik ga mee!” zegt de kleine kerstman, en zijn stem lijkt op die van Bart.

Maar Heleen, Barts kleine zusje, is verdrietig. En als de twee kerstmannen met de sprookjestram wegrijden, fluistert moeder zachtjes met Heleen.

De volgende middag, als de grote kerstman de tram in klimt, komen er twee kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen.

Bart heeft een vriend. Dat is Tobias. En Tobias heeft nog nooit in de sprookjestram gezeten. Altijd als de andere kinderen hem te vlug af waren, liep hij verdrietig weg. Maar nu mag Tobias ook mee met de sprookjestram. Niet één keer maar iedere middag, zolang hij maar wil. Dat heeft Bart bedacht. En zijn moeder moet erom lachen en knikt.

De volgende middag, als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er drie kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias.

Heleen speelt vaak met Eefje. Eefje is iets ouder. Bijna twee jaar ouder dan Heleen. Eefje woont in de flat boven Heleen. En Eefje gelooft af en toe in de kerstman. Maar ze wil wel mee in de sprookjestram. Heleen bedelt net zo lang tot moeder toch nog een keer ja knikt.

De volgende middag als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er vier kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias. Eefjes stem is er ook bij. “Maar nu is het genoeg!” moppert de grote kerstman.

Alle mensen die de kerstman en de vier kleine kerstmannetjes voorin de sprookjestram zien staan, schudden verbaasd hun hoofd. En kleine Reinoud vraagt aan zijn moeder: “Bestaan er echt zulke kleine kerstmannetjes?”

“Dat zie je toch!” zegt zijn moeder en trekt hem met zich mee.

De volgende middag, als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er vijf kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias en Eefje. De vijfde kleine kerstman zegt helemaal niets. Zij zit in een rolstoel en wordt door de anderen geduwd. “Zij is het kleine zusje van Tobias!” zeggen de vier kleine kerstmannetjes. “Dit is Nadine! En ze heeft nog nooit van haar leven in de sprookjestram gezeten!”

“Nu is het echt afgelopen!” zegt de grote kerstman en helpt de kerstmannetjes om de rolstoel met het vijfde kleine kerstmannetje in de sprookjestram te tillen. “Vanavond wil ik een ernstig woordje met jullie spreken,” zegt de grote kerstman. En een klein kerstmannetje met de stem van Bart zegt erg geschrokken: “O. o!”

’s Avonds praat vader met Bart, Heleen en moeder. “Zo kan het niet langer!” zegt vader. “Zoveel kerstmannetjes kunnen niet met de sprookjestram mee. De sprookjestram is er voor kinderen!”

“Maar wij zijn toch kinderen,” zegt Bart zachtjes.

“Als er zoveel kerstmannen meerijden, is er geen plaats meer over voor de anderen,” zegt pappa. “En dat is niet eerlijk!”

Bart, moeder en Heleen moeten hem gelijk geven. “Maar Greetje en Manuela willen ook zo graag mee!” zegt Heleen. “En Stefanie en Andrea ook! Eén keertje maar!”

Bart zou zo graag zijn klas willen uitnodigen. Eén keer in zijn leven.

“Goed!” zegt vader tenslotte. “Aanstaande maandag ’s avonds om zeven uur als er geen kleine kinderen meer meerijden mogen alleen maar kleine kerstmannetjes de sprookjestram in. Twee keer twintig minuten. Maar alléén aanstaande maandag en dan nooit meer!”

“Hoera!” roepen Bart en Heleen. En ze verheugen zich al op maandag, zeven uur.

Eindelijk is het zo ver! De mensen die op maandag tussen zeven uur en tien over half acht in de stad lopen, kunnen hun ogen niet geloven. Anders rijdt de sprookjestram om deze tijd al lang niet meer. Maar op deze maandag is de sprookjestram volgeladen met zevenendertig kleine kerstmannetjes en negen prachtige kleine engeltjes in witte jurken en sterretjes in hun haar. En voorin op de bestuurdersplaats staat de grote kerstman die de tram veilig door de stad rijdt.

“Kijk nou eens!” zegt de één tegen de ander.

Dinsdags staan de volwassenen en de kinderen om zeven uur klaar en wachten op de sprookjestram met de kleine kerstmannetjes. Ze wachten ook op woensdag en op donderdag. Dan geven ze het op.

“Jullie hebben ons sprookjes verteld!” zeggen de kinderen. Maar ze vragen aan de grote kerstman voorin op de bestuurdersplaats: “Was het echt waar?”

“Hmmm,” bromt de kerstman in zijn baard.

De kerstman geloven ze ook niet erg, zodat ze nog steeds niet weten of het waar was of niet. Alleen de zevenendertig kleine kerstmannetjes en de negen engeltjes die ’s maandags tussen zeven uur en tien over half acht in de sprookjestram zaten, die weten het wel. Maar die verklappen niets!

Beertje Bas helpt de kerstman

Voorleestijd: ca. 8 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Het sneeuwt. Dikke sneeuwvlokken dwarrelen langs het raam. Beertje Bas zit lekker warm binnen en staart naar buiten. Dan krijgt hij een goed idee: hij gaat sleeën vanaf de hoge berg!
Beertje Bas trekt zijn jas en laarzen aan en stapt naar buiten. Onder zijn voeten kraakt de verse sneeuw en alles in het bos is bedekt onder een dikke, witte laag poeder. Met zijn slee gaat hij op pad; het is een flink stuk lopen door het donkere bos. Gelukkig wordt alles door de prachtige witte sneeuw verlicht.
Onderweg ziet hij tussen de bomen plots iets roods glinsteren. Hij loopt ernaartoe en ziet dat het een pakje is.
Verderop ziet Bas iets blauws glimmen… daar ligt een geel ding en verderop, ja daar, daar ligt een groen pakje! Hij kijkt rond maar ziet niemand. Bas besluit de cadeautjes mee naar huis te nemen en stopt ze snel onder zijn jas…

Dan hoort hij ineens iemand met een zware stem mopperen: Nou, dat is niet zo mooi… Dat is helemaal niet zo mooi!’
Bas is nieuwsgierig en voorzichtig loopt hij op het geluid af. Wanneer hij ziet wie het is, schrikt hij zich een hoedje: de Kerstman! Hij doet een stap achteruit en een dikke tak breekt met een luide knap onder zijn poten. De Kerstman kijkt prompt op en roept hem: Hé hallo, dag Beertje Bas. Kun je mij misschien helpen?’
Beertje Bas krijgt een kleur en begint zenuwachtig te giechelen. Hij begrijpt meteen dat de cadeautjes van de Kerstman zijn! Wat moet hij nu doen?
‘Kijk,’ wijst de Kerstman om zich heen, al mijn cadeautjes zijn weggevlogen toen ik met mijn arrenslee in deze berg sneeuw landde. Ik mis er een paar. Heb jij soms nog gekleurde pakjes gezien?’

Bas denkt snel na: zal hij de waarheid zeggen of stiekem de cadeautjes voor zichzelf houden? Hij wil alles graag houden maar nee, dan hebben de andere kinderen morgen niets… Langzaam haalt hij de pakjes onder zijn jas vandaan.
Sorry, Kerstman. Ik wist niet dat ze van u waren,’ stottert Bas verlegen.
Geeft niets. Help maar even dan is het verder wel goed. ’Gelukkig is de Kerstman niet boos en opgelucht helpt Beertje Bas hem de pakjes weer op de slee te leggen. Wel jammer…
Bedankt voor je hulp, Bas. Zeg, heb jij nog wensen voor Kerstmis? Want eerlijkheid wordt altijd beloond.’
Bas krijgt een kleur, hij staart naar zijn poten en zegt dan verlegen: Ik zou graag een nieuwe politieauto willen, mét sirene.’

Hohoho,’lacht de Kerstman. Nou wie weet, Bas…’De Kerstman geeft hem een knipoog en stapt op zijn slee. Dan spoort hij zijn rendieren aan om te vertrekken.
Als Bas de volgende morgen beneden komt ligt er een mooi, rood pakje onder de kerstboom. Zijn naam staat er in sierlijke letters op geschreven. Bas maakt zijn cadeautje snel open en een prachtige witte politieauto komt tevoorschijn. De auto heeft blauwe knipperlichten én een loeiharde sirene! Dank u wel, Kerstman!’ lacht Bas blij.
‘Wat goed dat de Kerstman dat wist,’ zegt mama verbaasd.
‘Ja, mam,’ zegt Bas plechtig, want eerlijkheid wordt beloond!’

Het verhaal van de drie koningen

Voorleestijd: ca. 5 minuten

Leeftijd: vanaf 8 jaar

Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: “Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.” Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. “In Betlehem in Judea,” zeiden ze tegen hem, “want zo staat het geschreven bij de profeet: ‘En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.'”

Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: “Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen.”

Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre. Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.

Kort nadat zij op die manier de wijk genomen hadden, verscheen er aan Jozef in een droom een engel van de Heer. Hij zei: “Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.” Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. Daar bleef hij tot de dood van Herodes, en zo ging in vervulling wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.”

Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’

Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer. De engel zei: “Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.” Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël. Maar toen hij daar hoorde dat Archelaüs zijn vader Herodes had opgevolgd als koning over Judea, durfde hij niet verder te reizen. Na aanwijzingen in een droom week hij uit naar Galilea. Hij ging wonen in de stad Nazaret, en zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten: “Hij zal Nazoreeër genoemd worden.”

kerstverhalen-kinderen-voorlezen

Kerstverhaal over de ezel Jesse

Voorleestijd: ca. 10 minuten

Leeftijd: vanaf 7 jaar

Jesse is een oude, grijze ezel. Hij woont in een vervallen stal aan de rand van het dorp Bethlehem. Hij is een beetje blind en hoort ook niet meer zo goed. Eigenlijk kan Jesse niet zoveel meer. Hij is in het laatste stukje van zijn leven aanbeland en hij vindt het goed zo. Het was een mooi leven. Heel lang geleden was hij namelijk een bijzondere ezel. Toen kon hij zo hard met zijn staart ronddraaien, dat hij met zijn achterpoten een stukje van de grond kwam. Net als een helikopter. Toen kwamen de mensen naar hem toe. Uit alle landen.
‘Jesse, Jesse,’ riepen ze dan. ‘Doe nog eens een helikopter na.’
Tja, dat was vroeger.

Nu loopt hij langzaam door de Hoofdstraat van het dorp. Sjokkend langs de kant van de weg, met zijn kop naar beneden. Elke dag loopt hij hetzelfde rondje.
Maar vandaag is het anders. Vandaag is het druk in het dorp. Overal lopen mensen en het lijkt wel of ze allemaal een plekje zoeken om te blijven slapen. En dat in zo’n klein dorp. Jesse schudt eens met zijn kop, hij moet nu goed opletten met al die mensen.
‘Hé, kijk eens een beetje uit, stomme ezel.’
Jesse krijgt een duw.
‘Zeg ouwe ezel, ga eens naar je stal.’
Jesse krijgt een klap op zijn kont.
De mensen kijken allemaal boos naar hem.
‘Au.’
Weer een klap.
Jesse wordt weleens vaker gepest. Soms zijn er kinderen die naar hem schreeuwen of met een stok naar hem prikken. Hij loopt dan gewoon verder. ‘Schelden doet geen zeer,’ denkt hij dan. Maar leuk is het niet.
Heel af en toe probeert Jesse nog weleens met zijn staart te draaien, maar dat gaat nu veel te langzaam. Hij komt geen millimeter meer van de grond.
Soms zijn er ook hele aardige kinderen die een rondje op zijn rug mogen rijden. Die kinderen lachen en geven hem een appel.
‘Oh ja, er is niets lekkerder dan een appel.’ Zijn maag begint ervan te knorren.

Opeens kijkt Jesse om zich heen en schrikt. Hij was zo in gedachten, dat hij niet eens merkte dat het donker is geworden. De laatste tijd heeft hij dat wel vaker. Dan sjokt hij urenlang zonder na te denken en eigenlijk ook zonder echt iets te zien. Maar deze keer is het wel heel vreemd. Er zijn hier ook helemaal geen mensen meer. Hij staat stil en weet niet welke kant hij uit moet. Hij is verdwaald en het wordt al wat kouder.
‘Ik denk dat ik deze keer niet thuis ben met Kerst,’ denkt Jesse en daarvan wordt hij een beetje treurig, want met Kerst brandt er altijd een vuur voor de stal en dat is lekker warm. Ook zijn de mensen dan aardiger. Ze komen vaker een appel brengen en strelen hem over zijn manen. Vorig jaar heeft Jesse met Kerst wel twaalf appels gegeten. Dat was een topjaar.
Net als Jesse achter een struik wil gaan liggen, om een beetje beschut de nacht door te brengen, hoort hij stemmen. Er komen twee mensen aan. Een man een vrouw.
‘Kijk eens,’ zegt de man. ‘Een ezel. Misschien komt het nu toch nog goed.’
Jesse loopt langzaam achteruit.
‘Rustig maar,’ zegt de man. ‘Wij doen je niks. Ik ben Jozef en mijn vrouw is erg moe. Misschien kan ze op je rug meerijden?’
Jesse twijfelt, maar als de man een lekkere, sappige, glimmende appel uit zijn tas pakt, komt Jesse dichterbij. De man streelt hem en praat geruststellende woordjes, terwijl Jesse luidkeels staat te smakken en knauwen op de appel.
Even later zit de vrouw op de rug van Jesse en vertrekken ze richting dorp.

In het dorp hebben alle mensen ondertussen een slaapplaats gevonden. Iedereen is binnen. Overal zie je lichtjes achter de ramen branden en klinkt er gezellig geroezemoes. Zij zijn de laatsten. De man is vermoeid en zucht.
‘Er is nergens een plekje, Maria, alles zit vol’.
Wanneer hij bij het laatste huis vraagt of er nog plaats is, wordt er alleen met het hoofd geschud en gewezen naar een oude stal om de hoek.
‘Misschien is daar nog een plekje in het stro. Het is er in ieder geval droog.’
Jesse sjokt voort met de vrouw op zijn rug. Hij vindt het prima zo. Het zijn aardige mensen. Wanneer Jesse om zich heen kijkt, gaan zijn ogen steeds wijder open. Hij is hier al vaker geweest. Dit is in de buurt van zijn stal.
‘Hè, hoe kan dat. Deze mensen hebben me weer thuisgebracht.’
‘Kijk,’ zegt de man tegen zijn vrouw. ‘De stal is leeg. Er is zelfs geen ezel.’
‘Du-huh,’ denkt Jesse. ‘Natuurlijk niet. Ik woon hier en ik was toevallig verdwaald.’
De vrouw gaat op het stro liggen en de man steekt buiten een vuur aan. Jesse gaat lekker bij het vuur liggen en valt meteen in slaap. Morgen wordt het dus toch nog een fijne Kerst.

Midden in de nacht schrikt Jesse wakker. Hij hoort een kindje huilen. Heel dichtbij. Dan ziet hij een klein baby’tje liggen in zijn voerbak. Zijn voerbak! Hoe moet hij nu eten. Hij staat verstoord op. Dan ziet hij nog meer mensen. Herders. Zij knielen voor het kindje en zeggen: ‘Er is een Koning geboren’.
Het moet toch niet gekker worden. Dat kindje in zijn kribbe is een koning? Jesse kan het niet geloven. Ineens staan er nog meer mensen bij de stal; zijn stal. Het zijn drie wijzen uit een ander land, die allemaal geschenken neerleggen voor het kindje.
Ook zij knielen en zeggen: ‘Er is een Koning geboren.’
Jesse dringt zich een beetje naar voren en kijkt verbaasd in de voerbak. Daar ligt in het stro wel een heel lief jongetje, dat is waar, maar een koning? Op dat moment draait het jongetje zijn hoofdje om en kijkt Jesse aan. Er gaat er een tinteling door het oude lijf van Jesse, een rare en toch ook lekkere tinteling. Hij raakt ervan in de war en loopt naar buiten om wat frisse lucht te krijgen. Daar staat hij meteen stil. Hij voelt zich opeens anders.
‘Huh,’ denkt Jesse. ‘Wat is hier aan de hand.’
Hij voelt zich kiplekker. Het is jaren geleden dat hij zich zo goed voelde. Hij maakt zelfs een sprongetje. Heel voorzichtig probeert Jesse of zijn staart wil ronddraaien. En langzaam draait zijn staart steeds sneller en sneller, totdat zijn achterpoten een stukje van de grond komen.
‘Het is een wonder,’ schreeuwt Jesse het uit. ‘Het is een wonder.’
De herders en de wijzen draaien zich om en kijken glimlachend naar Jesse.
‘Ja, het is een wonder,’ zeggen ze. ‘Jezus is geboren.’
In de voerbak kraait het kindje van plezier.

Willy Woef viert kerstmis

Voorleestijd: ca. 4 minuten

Leeftijd: vanaf 4 jaar

Willy Woef had vandaag
Hele dikke pret
Want hij heeft samen met zijn mama
De kerstboom opgezet

Natuurijk mocht Willy helpen
En de takken met slingers behangen
Hij mocht zelfs heel voorzichtig
De glazen ballen er in hangen

Het resultaat was prachtig
Het versieren was goed gelukt
En ook zijn papa en zijn zusje
Waren helemaal verrukt

Voor de gezelligheid
Steekt mama alle kaarsjes aan
En ook heeft Mama Woef
De lichtjes in de kerstboom aangedaan

Dan vertelt zij
Over het kindje Jezus in een stal
En dat arme kindje
Had warempel niemandal

Alleen een kribbe om in te liggen
En wat strootjes om zich heen
Maar met zijn ouders heel dicht bij
Was kindje Jezus niet alleen

Na dit mooie verhaal
Zingen ze een lied, met luide stem
Over het kindje dat is geboren
In een stal in Bethlehem

En na afloop van dit lied
En het mooie verhaal
Roept Willy Woef met luide stem:
Vrolijk kerstfeest allemaal!

Sterren kijken

Voorleestijd: ca. 4 minuten

Leeftijd: vanaf 6 jaar

Avond. Bartje en Lina zijn in bed. Ze slapen niet. De gordijnen hebben ze open gedaan en ze kijken naar de lucht, die donker en licht tegelijk is. Er is een maan, wit en groot en rond. En ze zien sterren, sommige knipperen of trillen. ‘Wat een sterren!’ zegt Lina, ‘Zullen we ze tellen? Een, twee, drie, vier, vijf, zes. . .’ Bij vierentwintig houdt ze al op. ‘Jij telt niet mee,’ zegt ze. ‘Ik heb geen zin in tellen,’ zegt Bartje. ‘Er staan er veel te veel.’ ‘Misschien val je in slaap als je telt,’ zegt Lina. ‘Ik wil niet slapen,’ zegt Bartje, ‘ik wil naar de maan kijken en ik wil al die sterren zien.’ ‘Het zijn net oogjes,’ zegt Lina, ‘ze kijken naar ons, ze geven knipoogjes.’ ‘Als we een vallende ster zien,’ zegt Bartje, ‘dan mogen we een wens doen.’ ‘En wat wens je dan?’ vraagt Lina. ‘Dat ik nog een vallende ster zie,’ zegt Bartje. Ze kijken nog een tijdje naar de sterren.

Bartje vraagt zich af of sterren kunnen vallen: ze hangen toch niet aan een haakje? Hij heeft nog nooit een vallende ster gezien. ‘Die maan geeft wel veel licht!’ zegt Lina. ‘Ik zie de schoorstenen en de dakpannen en de planken van de schutting. . .’ Bartje kijkt naar al die dingen die Lina opnoemt en hij ziet ook nog een droogmolen en een vuilnisbak. Hij geeuwt. ‘Dat is wel goed, al die sterren en die maan,’ zegt Lina. ‘Zo is er veel licht en dan botsen de schepen die op zee zijn niet en dan verdwalen de kamelen in de woestijn tenminste niet.’ ‘Ik ga in bed,’ zegt Bartje, ‘vertel jij maar over de zee of over de woestijn.’ Bartje kruipt onder het dekbed. Dat is warmer. Bij de ruit is het maar koud.

‘Dit dekbed is net de woestijn,’ zegt Lina. Ze geeft klopjes op het dekbed. ‘Er zijn heuvels van zacht zand en het is nacht. Door de woestijn loopt een lange stoet kamelen. Ze sloffen met hun grote voeten door het mulle zand. Ze dragen grote pakken. Dat zijn de zwarte tenten en de tapijten en de koffiepotjes en de leren zakken met water. In de woestijn is niet veel water te vinden, daarom moet je het meenemen. Bij de kamelen lopen mannen met speren. Ze hebben een zwarte mantel om en dragen een witte tulband op hun hoofd. Hun schaduwen zijn lang. Dat komt door de maan. Die schijnt fel. De mannen wijzen met hun speren naar de maan en ze kijken naar de sterren. Ze kijken vooral naar één ster die extra helder is en veel licht geeft. Het is maar goed dat die ster daar staat. Zo verdwalen ze niet.’ Lina zwijgt even. De maan schijnt nu recht de kamer in. ‘Wat een licht, hè?’ zegt Lina. Bartje antwoordt niet. Hij slaapt. ‘Een goed idee,’ zegt Lina. Ze gaat ook onder het dekbed. De gordijnen laat ze open. Ze kijkt nog lang naar de sterren. En ze kiest er een die ze het mooist vindt.

kerstverhalen-kinderen-voorlezen

Stille nacht, tovernacht

Voorleestijd: ca. 4 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Het was koud, die nacht. Een ijzige wind joeg de sneeuw op en de mensen die nog buiten waren haastten zich. Thuis brandde het vuur in de haard. De tafel was gedekt, de kaarsen waren aangestoken. Het was kerstnacht.

Nog maar één enkele man liep door de verlichte straten. Zijn rug was gebogen en hij liep maar voort door de sneeuw en de kou, zonder zelf te weten waarheen hij ging. Niemand wachtte op hem. Riton had geen familie en geen thuis. De mensen keken naar hem als hij voorbij ging. Hij lette er niet op. Zonder achterom te kijken, vervolgde hij zijn weg. Hij floot zachtjes voor zich heen en de sneeuwvlokken bleven in zijn baard hangen.

Toch was hij niet alleen in die ijzige nacht… Een hondje liep achter hem aan. Waar kwam hij vandaan? Om zijn nek had hij een halsband met een ster. Toen Riton het hondje zag, begonnen zijn ogen te stralen. “Ben je verdwaald? Dan kunnen we beter bij elkaar blijven.” De hond keek hem aan.

Beschut onder de takken van een grote spar pakte Riton een stuk brood uit zijn rugzak en sneed het in tweeën. “Hier!” zei hij met een glimlach. “Het is een mager maaltje voor een avond als deze, maar meer heb ik niet.”

Omdat het Kerstmis was vertelde hij een verhaal dat hij als kind heel mooi had gevonden. Daarna floot hij nog wat. Ook de wind floot. Steeds luider en luider, steeds kouder en kouder. “Kom,” zei Riton. Hij zette de kraag van zijn oude, versleten winterjas op. “Laten we schuilen in die hut.”

Ze zaten daar een hele poos, lekker warm in het stro. Toen klonk er opeens een stem: “Schrik niet en luister. Ik ben geen hond. Ik ben een tovenaar.”

“Jij? Een tovenaar?” zei de oude man verbaasd.

“Vanavond heb ik mezelf in een hond veranderd, omdat ik degene die goed voor me zou zijn wilde belonen,” zei de tovenaar. “En jij bent de enige die goed voor me was. Om je te bedanken zal ik je liefste wens vervullen. Vertel me wat die wens is.”

“Ik wil geen grote dingen en ik heb niets nodig,” zei Riton. “Maar ik heb altijd al een hond gewild.”

De tovenaar dacht lang na. Was dat Ritons liefste wens? Toen besloot hij dat hij graag de beste vriend van de oude man wilde zijn. En hij gaf voorgoed zijn toverkracht op.

Heel vroeg de volgende ochtend verliet de oude man de hut om verder te trekken. En zijn vriend, de hond, volgde hem.

Jopie en het kerstfeest

Voorleestijd: ca 10 minuten

Leeftijd: vanaf 8 jaar

Als Jopie wakker wordt, voelt hij zich meteen blij. Het is vandaag de laatste schooldag voor de vakantie en de juf heeft beloofd dat ze vandaag een heel bijzonder kerstfeest zullen vieren. Alle kinderen van de klas zijn herders en zo gaan zij naar de stal om het kindje Jezus te gaan zien. Jopie weet natuurlijk wel dat ze eigenlijk een heel groot toneelstuk opvoeren met zijn allen, maar het is toch bijna echt. Hij vindt het vreselijk spannend. Hoe zal de stal er uit zien? Zal het mooi versierd zijn? Het is toch groot feest als de Here Jezus geboren is? En hoe zullen ze er naar toe gaan? Misschien wel met de bus zoals ze ook naar de Efteling gingen.
Om negen uur zijn alle kinderen op school. Daar moeten ze hun eigen kleren uitdoen en krijgen ze herdersmantels. Dat lijken wel een soort wollen dekens zeg! Ze kriebelen, maar ja, niemand wil zeuren want het is vandaag een bijzondere dag.

Waar blijft die bus nu toch? Vlak bij school is geen boerderij met een stal erbij. Die vindt je alleen buiten de stad. Wat valt het de kinderen tegen als de juf zegt dat er geen bus komt. De juf legt uit dat er in de tijd van Jezus geen bussen waren en ze willen nu toch kerstfeest vieren zoals het toen ook was? Tja, dat is ook zo. Maar hoe moet dat nu? Ze gaan toch zeker niet eh……? Ja. Ze gaan echt lopen, net zoals toen. Dapper stappen ze allemaal met de juf mee.
Het is wel koud, maar na een poosje krijgen ze het weer wat warmer. Ze hebben allemaal rode wangetjes. Jopie verheugt zich al op de krentebollen, de mandarijnen en de warme chocolademelk die ze in de stal wel zullen krijgen. Die krijgen ze anders ook altijd.

Nadat ze meer dan een half uur hebben gelopen zien ze dan eindelijk de stal. De juf wijst hem aan. Nog eventjes en dan zijn ze er. Zullen ze de kerstboom mooi versierd hebben, en zullen ze er witte of gekleurde lichtjes er in gedaan hebben? Jopie wacht het maar even af, het gaat zo raar vandaag, hij wil maar niets meer vragen.
In de stal is het koud en donker, in plaats van feestelijk versierd. Er is geen kerstboom en er zijn helemaal geen lichtjes, er is geen chocolademelk en ook geen krentebollen of mandarijnen. Is dit eigenlijk wel een feest?
De juf vraagt of ze allemaal op de grond willen gaan zitten. Dan pas zien ze in de hoek juffrouw Maria en haar man Dirk, die zich verkleed hebben als Maria en Jozef. In een echte kribbe, een etensbak voor de koeien, ligt een bergje hooi en daarop ligt Diederik, het pasgeboren baby’tje van juffrouw Maria en haar man. Wat is hij nog klein zeg!

De juffrouw gaat het kerstverhaal vertellen. Hoe de echte Maria en Jozef zo heel ver hadden moeten lopen om naar Bethlehem te komen en hoe moe ze toen waren. Dat begrijpen de kinderen nu goed zeg, zij zijn ook moe na zo’n eind lopen! Ze begrijpen nu ook hoe teleurgesteld Maria en Jozef geweest waren toen zij nergens een slaapplaats konden vinden, terwijl Maria haar baby zou krijgen. Ze kijken naar de baby en Jopie vraagt of hij het niet koud zal hebben. In de stal is geen verwarming. (Gelukkig heeft juffrouw Maria een kruikje bij hem gelegd en genoeg doeken om hem heengedaan).
De juffrouw vertelt dat het kerstfeest een féést is omdat Jezus, de Zoon van God, als mens werd geboren. Alleen zo kon God de mensen redden. Vandaag vieren ze op deze vreemde manier kerstfeest. Niet omdat de juffrouw de kinderen niet graag zou willen verwennen, maar om eens te bedenken waar het werkelijk om gaat. De geboorte van Jezus is zó belangrijk. Als Jezus nooit als mens, als baby was geboren, dan had het ook nooit goede vrijdag kunnen worden, dan had Jezus nooit kunnen opstaan uit de doden, dan had Hij niet naar de Hemel kunnen gaan, dan had het geen pinksterfeest kunnen zijn en dat zou betekenen dat de Heilige Geest nooit naar ons toe had kunnen komen. De geboorte van Jezus is het begin van de redding van de mensen.

De kinderen vinden het raar dat er helemaal niets te snoepen is maar ze begrijpen dat Maria en Jozef ook helemaal niets hadden voor de herders, toen deze kwamen om de Here Jezus te aanbidden en uit het verhaal van de juffrouw begrijpen ze heel goed dat het bij het kerstfeest niet om het eten of drinken gaat, maar om de geboorte van de Here Jezus.
Als het verhaal uit is zingen ze met elkaar (en het baby’tje huilt mee) kerstliederen voor de echte Here Jezus, die nu bij Zijn Vader in de Hemel is en daarna lopen ze terug naar school.

Zo’n bijzonder kerstfeest heeft Jopie nog nooit meegemaakt. Als hij thuis komt, vertelt hij alles aan papa en mama. Die vinden het ook heel prachtig. Ze praten erover dat het eigenlijk zo raar is, dat zij met kerstfeest altijd wel veel snoepen en allerlei lekkere dingen eten, terwijl het voor de echte Maria en Jozef zo heel anders was.
Jopie vindt dat ze thuis deze keer ook eens anders kerstfeest moeten vieren.
Ze bedenken met elkaar dat ze wel het huis zullen versieren om aan de Here te laten zien hoe blij ze zijn dat Hij Zijn Zoon mens heeft laten worden, om ons allemaal te redden, maar dat ze deze keer niets te snoepen in huis zullen halen en niet heel uitgebreid zullen eten, maar juist eenvoudig.

Het kerstboompje in de klas

Voorleestijd: ca 5 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Daar stond hij dan. Op een tafel in de hoek van de klas. Een mooi rood kleed lag over zijn voet. Hij werd omarmd door allerlei lichtjes. De kinderen hadden hem versierd met glitterende, zilveren slingers. De mooiste ballen hingen aan zijn takken. Rood, groen, paars, wit, zilver, goud, geel, blauw. De kinderen van groep 4 hielden van alle kleuren van de regenboog. Het kerstboompje stond daar heel alleen. Het Kerstfeest was nog niet begonnen. Hij neuriede ‘O dennenboom’ voor zichzelf. Hij had toch wel geluk dat hij in een klas mocht staan! Daar is het altijd zo gezellig! Zingende en vrolijk kletsende kinderen. De hele dag allerlei kerstliedjes. En af en toe een aai over zijn takken, omdat ze hem zo mooi vonden.

Hij miste alleen een ding. Het kerstboompje verlangde er al zo lang naar. Hij wilde heel graag een keer mee-eten met de kinderen. Gewoon erbij zitten aan tafel. Mee doen, mee kletsen en ook de kaarsjes uitblazen. Maar hij was een kerstboom en een kerstboom staat altijd in de hoek. Te kijken naar wat er voor hem gebeurde. De kerstboom was zo aan het nadenken dat hij helemaal niet had gemerkt dat er al kinderen binnen kwamen. Ze hadden schalen vol lekkers mee genomen. Het kerstboompje had zijn lippen erbij afgelikt, als hij ten minste een mond had gehad. De kinderen gingen snel zitten. Ze begonnen te eten. Soep met broodjes worst, pannenkoeken, kaashapjes. Er was zelfs cake toe. De kinderen smulden ervan! Het kerstboompje rook de meest lekkere geuren.

Af en toe zag hij een meisje uit de klas naar hem kijken. En maakte ze nou een knipoog? Opeens stond het meisje op, ze stak haar vinger op. ‘Juf, ik vind het kerstboompje zo zielig daar alleen. Mag hij naast me zitten?’ Er was nog wel een klein plekje naast het meisje en samen met de juf zette ze het kerstboompje daar neer. Het kerstboompje werd helemaal warm van binnen. Ietsje later konden de kinderen aan het toetje beginnen. Een jongen had kerstkransjes mee genomen. Elk kind kreeg er een, er bleven nog 5 kransjes over. Die hing hij aan de takken van het kerstboompje. Omdat het kerstboompje zo blij was, schenen zijn lampjes ineens nog feller. Hij vond het fantastisch! Hij mocht meedoen, met de klas! Het kerstboompje heeft zich nooit meer alleen gevoeld.

Luchtpost voor de kerstman

Voorleestijd: ca 10 minuten

Leeftijd: vanaf 4 jaar

Martijn en zijn moeder woonden in een dorpje hoog in de bergen. Ze waren arm. Martijn had geen vader. Martijns moeder was naaister, maar in zo’n klein dorp is er niet veel naaiwerk. Martijn ging elke dag na school naar het bos om hout te sprokkelen dat hij kon verkopen. Toch hadden ze maar net genoeg geld voor wat ze echt het allernodigst hadden.

Op een avond kwam de bakkersvrouw haar nieuwe rok halen. Ze legde drie geldstukken voor Martijns moeder op tafel en een boekje voor Martijn. “Het is maar een oude agenda. Maar er staan mooie plaatjes in.”

“Dank u wel!” zei Martijn blij. Hij ging met het boekje bij het flakkerende lampje zitten en bekeek de plaatjes. Het plaatje bij de maand december vond hij het mooist. Elk jaar komt de kerstman met zijn rendierslee vanaf de noordpool naar ons toe. Hij brengt cadeautjes mee voor alle lieve kinderen, stond eronder. Voor alle lieve kinderen? Ben ik dan niet lief geweest? vroeg Martijn zich af. Ik heb nog nooit een cadeautje van de kerstman gekregen.

“Mama, wat voor cadeautjes brengt de kerstman?” vroeg hij.

“Ik geloof dat hij geeft wat de kinderen graag willen hebben,” antwoordde zijn moeder. Ze wreef in haar ogen. “Ik zou best een nieuwe lamp willen hebben. Dan zou ik beter licht hebben om bij te naaien. Kom Martijn, we gaan slapen.”

Maar Martijn sliep helemaal niet lekker. Hij moest de hele tijd aan de kerstman denken. Misschien had de kerstman hem nog nooit een cadeautje gebracht omdat hij niet wist wat Martijn wilde hebben. Dat kon toch? Maar hoe moest Martijn de kerstman laten weten wat hij graag wilde hebben? Ach, het had ook allemaal geen zin. Verdrietig trok Martijn de deken over zijn hoofd.

De volgende ochtend kwam Martijn Dirk, de voerman tegen. “Ik heb wat voor je meegebracht,” fluisterde Dirk geheimzinnig. Hij hield iets achter zijn brede rug verstopt. “Wat dan? Een snoepje? Of een paardje van houtsnijwerk?” raadde Martijn. “Fout! Helemaal fout!” lachte Dirk. Op dat moment ging achter hem bol en rood de maan op. “Een ballon!”

“Die heb ik op de kermis in Urma voor je gekocht,” vertelde Dirk. “En er zit speciale lucht in, waardoor hij kan vliegen.”

Voorzichtig pakte Martijn het touwtje vast. Hij was er stil van. Dirk streek Martijn door zijn haar. Toen klom hij weer op zijn slee.

Dolblij met zijn mooie ballon liep Martijn weg. Die middag sprokkelde hij geen hout. Hij zat op het hek om de schapenwei en keek naar zijn ballon. Hij kon zijn ogen er niet van afhouden. Zo rood als de jas van de kerstman en zo rond als zijn buik. En hij danste zo mooi in de wind! Als Martijn het touwtje los zou laten, zou hij tot in de hemel vliegen. Of naar de noordpool. Opeens begon Martijns hart sneller te kloppen. Misschien kon de ballon zijn wensen naar de kerstman brengen! Martijn sprong van het hek en liep naar huis. Daar scheurde hij voorzichtig een blaadje uit zijn schoolschrift. Hij schreef een lange brief:

Lieve kerstman,
Ik heet Martijn en ik ben acht jaar.
Ik heb een plaatje van u in een agenda gezien en ik heb een paar wensen. Wilt u alstublieft een lamp voor mijn moeder brengen? En ik zou graag warme laarzen willen hebben. Mijn schoenen zijn zo koud in de winter. En graag ook warme handschoenen. De mijne zijn zo dun geworden.
Als ik maar één ding mag vragen, brengt u dan de lamp alstublieft.
Ik hoop dat u mij kunt vinden.
Ik woon in Strenca op de berg.
Kom alstublieft!
Uw Martijn.

Martijn vouwde de brief op en bond hem aan het touwtje van de ballon. Toen klom hij de berg achter het dorp op, helemaal tot de top.

Lang staarde Martijn in de verte. Waar zou de noordpool zijn? Moest hij zijn prachtige ballon nu echt laten gaan? Maar het was de enige manier om zijn brief bij de kerstman te krijgen. Martijn keek nog een keer of de knoopjes allemaal goed vast zaten. Toen drukte hij een kus op de dikke wang van de ballon en liet hem los.

Maar de koude bergwind blies niet naar het noorden. Hij kwam juist uit het noorden, en hij blies Martijns ballon naar het zuiden. Over bossen, bergen en dalen tot aan de zee. Aan de rand van een grote stad had de ballon niet genoeg kracht meer om verder te vliegen. Hij zweefde langs een dak naar beneden en kwam in een tuin terecht.

Even later kwam de oude Thijs uit zijn huisje. Hij zag de leeggelopen ballon. “Wat is dat voor rommel,” bromde hij. Thijs was vaak brommerig sinds zijn vrouw gestorven was. Dat kwam doordat hij zich zo eenzaam voelde. Toen zag Thijs Martijns brief. Hij vouwde hem open en las hem. “Hij wil wat van de kerstman hebben,” snoof de oude man. “Ha! Wat verbeeldt die verwende aap zich wel! Wensen heb ik ook!” Thijs verfrommelde de brief en gooide hem in de vuilnisbak.

Maar die nacht sliep Thijs niet goed. Hij moest steeds aan de kerstman denken. Hij had vroeger ook wensen gehad, kinderen, kleinkinderen – en toch was hij helemaal alleen. En die Martijn was misschien toch niet zo’n verwend kereltje. Laarzen, handschoenen en een lamp voor zijn moeder. Welk kind vroeg nou zulke dingen aan de kerstman?

Heel vroeg in de ochtend stond Thijs op. Hij haalde Martijns brief weer uit de vuilnisbak. Strenca. Waar lag dat eigenlijk?

Twee dagen later stond er een wonderlijke, oude man op het station van Urma. Hij had een rode jas aan en hij had een zak vol pakjes bij zich. Boven zijn hoofd danste een rode ballon. “Hoe kom ik in Strenca?” vroeg de wonderlijke oude man. “Daar kun je nu alleen met een paardenslee komen,” antwoordde de stationschef. “Hé, Dirk, kom eens hier. Deze heer wil naar Strenca.”

Een paar uur later werd er bij Martijn op de deur geklopt. En toen kwam de kerstman binnen. Echt, heus waar – de kerstman! Hij had met bont gevoerde laarzen en heerlijk warme wanten voor Martijn bij zich. En een lamp die veel licht gaf voor Martijns moeder. Fruit en snoepgoed. En de prachtige kerstballon had hij ook teruggebracht!

De kerstman bleef de hele nacht bij Martijn. Hij hield zijn hand vast tot hij in slaap gevallen was. Daarna praatte hij heel lang met Martijns moeder.

Toen het de volgende ochtend licht werd, laadden ze een bundel kleren, de nieuwe lamp en de naaimand op Dirks slee. Toen gingen ze naar het station van Urma.

Nu wonen Martijn en zijn moeder bij Thijs. Elke dag speelt Martijn na school in de tuin. De oude Thijs kan weer lachen en Martijn en zijn moeder noemen hem ‘opa’.

Elk jaar als het Kerstmis wordt, kopen Martijn, zijn moeder en Thijs een rode ballon. Dan schrijven ze de kerstman een bedankbrief en binden hem aan het touwtje. Daarna laten ze de ballon vliegen – over dalen, bergen en bossen naar de noordpool.

kerstverhalen-kinderen-voorlezen

Uitgelezen?

Al deze 12 kerstverhalen hebben verschillende thema’s en een kerstboodschap. Heb je deze kunnen ontdekken? Leuk om dit na het verhaaltje ook nog even kort met elkaar te bespreken. Vragen kinderen wat woorden precies betekenen? Dat kan maar zo. Ze horen misschien wel nieuwe woorden of woorden voor het eerst in een ander zinsverband. Voorlezen is leerzaam.

Heb je alle kerstverhalen voorgelezen en zin om met de kinderen iets creatiefs te doen? Ga dan samen kerststerren vouwen! In dit blog staan drie sterren; van makkelijk naar moeilijk.  Het enige wat je nodig hebt is vouwpapier, een schaar en een beetje lijm. Aan de slag!